4 maart 2025
Een kind met poepproblemen voelt zich vaak machteloos, boos of beschaamd. Kindertherapeut Hadassa Voet (63) – ook wel bekend als ‘SuperPoeper’ – biedt hoop én praktische oplossingen.
De cijfers liegen er niet om. Per klas in Nederland zitten gemiddeld drie leerlingen met een poepprobleem. Dat zijn jaarlijks minstens 100.000 kinderen. “En dan hebben we het nog niet eens over de jongens en meisjes die in stilte worstelen,” vertelt kindertherapeut en zelfbenoemde ‘SuperPoeper’ Hadassa Voet. “Het is echt mijn levensmissie om daar iets aan te doen. Want poepproblemen kunnen kinderen ontzettend beschadigen,” zegt ze stellig. Iets waar Hadassa zelf maar al te goed mee bekend is. Als meisje had ze ruim tien jaar lang poepproblemen. “Als je dat zelf hebt meegemaakt, weet je hoe diep de schaamte en het onbegrip gaan.”
Van eigen ervaring naar expertise
Toch was het nooit Hadassa ’s intentie om ‘iets met poep’ te gaan doen. Na een intens ziekbed zocht ze begin 2000 naar meer zingeving in haar leven. “Het sprak me aan om kinderen figuurlijk uit de shit te helpen. En ik besloot een opleiding integratieve kindertherapie te doen. Hiervoor moest ik ook met proefcliënten werken. Per ‘toeval’ kreeg ik twee jongetjes aangemeld die niet alleen kampten met woedeaanvallen, maar ook een poepprobleem hadden. Hoe moest ik hiermee omgaan? Mijn supervisors en docenten konden me niet helpen. En dus ging ik zelf op onderzoek uit.”
“Poepproblemen zijn niet louter iets fysieks, het draait vaak om controleverlies”
Méér dan een fysiek probleem
Zodoende volgde Hadassa een programma van een Amerikaanse poepexpert en specialiseerde zich als kindertherapeut in poepproblemen. Een gat in de markt, zo bleek. Haar kinderpraktijk stroomde vol. Wat Hadassa ontdekte in haar jarenlange werk, is dat poepproblemen vaak niet alleen fysiek, maar ook emotioneel van aard zijn. “De kinderen die ik zie, zijn vrijwel altijd heel prikkelgevoelig. Denk aan hoogsensitief of hooggevoelig, of ADHD of autisme. En vaak zijn ze ook nog eens enorm slim en overdenkend,” legt ze uit. “Deze groep kinderen reageert sterk op externe impulsen en verandering en weet vaak niet hoe om te gaan met spanning.” Hadassa benadrukt dat kinderen zelden bewust in hun broek poepen of juist niet naar de wc gaan. “Het is niet louter iets fysieks, het draait vaak om controleverlies. Een poepprobleem aanpakken betekent daarom niet alleen de darmen weer goedwerkend te krijgen, maar ook werken aan de onderliggende spanning.”
Rol van ouders is key
Hadassa’s aanpak is dan ook een ‘meersporenplan’. “Allereerst moet de buik letterlijk in beweging komen. Dat kan onder andere door meer te bewegen, maar ook met laxeermiddelen. Tegelijkertijd is het essentieel om naar de emotionele kant te kijken, zowel bij de kinderen als hun opvoeders. Sterker nog, de sleutel tot succes ligt vaak bij de ouders. Zodra ik met hen in gesprek ga, merk ik opluchting. Er valt een last van hun schouders, een pak van schaamte, falen en angst valt weg. Geloof me, het is zó belangrijk dat ouders zich gehoord en gezien voelen. Voor henzelf, maar ook omdat het weer doorwerkt op de kinderen. Daarom houd ik vaders en moeders liefdevol een spiegel voor. Niet om te veroordelen, maar om inzicht te geven in hun gedrag.”
“Boosheid heeft geen zin; een kind voelt zich vaak al slecht genoeg”
Erken gevoelens en koop een poepkrukje
Hadassa hanteert daarbij een paar gouden regels. “Allereerst: erken de gevoelens van je kind. Laat weten dat je begrijpt hoe vervelend het is. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik snap dat je buikpijn hebt en dat dit moeilijk is.’ Gezien en gehoord worden is de eerste stap naar verbetering.” Ook is het essentieel om te allen tijde positief taalgebruik te hanteren, meent ze. “In plaats van ‘je mag niet tv kijken als je je bord niet leeg eet’, zeg: ‘je kunt tv kijken als je je bord leeg eet’. Dat laat zien dat je vertrouwen hebt in je kind.” Verder is een poepkrukje een absolute must-have, meent Hadassa. “Omdat dit een betere poephouding geeft. Je knieën moeten hoger zijn dan je heupen, eigenlijk een soort hurkhouding. Dat maakt poepen een stuk makkelijker en voorkomt ook nog eens kloofjes en aambeien.”
Straffen en boosheid werken niet
Naast de ‘do’s’ zijn er zeker ook zaken die je beter kunt vermijden. “Laat je kind bijvoorbeeld niet zijn eigen poepbroek uitwassen. Vroeger dacht men dat een kind hierdoor verantwoordelijkheidsgevoel zou krijgen, maar het zorgt juist alleen maar voor meer schaamte, waardoor het probleem alleen maar groter wordt.” Hadassa benadrukt verder hoe belangrijk het is om niet boos te worden. “Je kind voelt zich namelijk al slecht genoeg. Boosheid vergroot alleen de spanning. Blijf ook weg van dreigementen en straffen, dat heeft een averechts effect. Poepproblemen zijn immers geen kwestie van onwil.”