Een duister diner


22 mei 2024


Het geluid van brekend glas en een schreeuwende stem vult de lucht. Sandra haast zich door de donkere corridors van het chateau, haar ademhaling is gejaagd en haar hart bonst in haar keel. Ze weet dat ze moet rennen, dat ze weg moet komen van deze plek. Ja, ze móet - voordat het te laat is.


Heb je het eerste deel van het verhaal al gelezen? Ga dan door naar het vervolg


De muren lijken op haar af te komen en de gang wordt steeds nauwer. De muffe geur maakt haar nóg misselijker. In de verte, aan het einde van de donkere, vochtige gang, ziet ze een kleine opening waar een reep licht doorheen valt. Met een trillend lichaam snelt ze erop af. Is dit haar weg naar vrijheid? 

Aankomst

Het is een warme dag in augustus als vier vrienden bij een afgelegen chateau, op een heuveltop in het hart van de Franse Dordogne, arriveren. De zon schijnt fel en de gevel van het chateau schittert als een juweel in het landschap.
In stilte staren Sandra, Jacco, Carin en Robert vol verwondering naar het majestueuze gebouw, terwijl het taxibusje hen via een kronkelend pad naar een imposante toegangspoort brengt. Sandra voelt een golf van opwinding door haar heen gaan. Het chateau moet het bijzondere sluitstuk worden van een evenzo bijzondere rondreis door het zuidwesten van Frankrijk. Een vakantie die maar één doel had: samen genieten. In Nederland zien ze elkaar, door overvolle agenda's en diverse sociale verplichtingen, slechts één keer per kwartaal. Deze vakantie in Frankrijk werd daarom twee jaar geleden al vastgelegd in de de agenda.
Knerpend komen de wielen van het busje op het grind bij de hoofdingang tot stilstand. De taxichauffeur stapt uit en opent de achterklep van het stoffige busje om de koffers uit te laden. "Ik wens jullie hier een mooie tijd", zegt de chauffeur. "Heeft u mijn mobiele nummer, mocht u na uw verblijf gebruik willen maken van mijn diensten? Vreemd genoeg bréng ik altijd mensen hiernaartoe, ophalen deed ik nog nooit." Sandra vangt het gesprek op en kijkt de taxichauffeur wat verbaasd aan. Waarom zegt deze man dit? In ieder geval slaat ze het nummer van hem op. Dan lopen ze richting de hoofdingang met de imposante dubbele houten deuren.

De ontvangst in het chateau is warm en gastvrij. Het is de elegante eigenaar Jean-Luc zelf die de vrienden begroet alsof ze oude vrienden van hém zijn.
Bij de receptie wordt naar hun paspoorten gevraagd. Ze vullen een persoonlijke vragenlijst in. Naast de standaard gegevens moeten ze op het formulier eventuele allergieën vermelden. Ook wordt specifiek gevraagd naar medicijngebruik of mogelijke chronische klachten.

Diner

Nadat het gezelschap zich heeft opgefrist en omgekleed, verzamelen ze rond half zeven bij de eetzaal. Klaar voor hun eerste 6-gangen diner in het prachtige chateau. Overige gasten zijn er op dat moment nog niet. Plost doet iemand aan de andere kant van de eetzaal met een breed gebaar de donkerbruine deur open. Het is Jean-Luc, in een smetteloos witte koksoutfit. "Aha!" roept hij en hij straalt als hij het stijlvol verzorgde gezelschap voor hem ziet staan. "Jullie hebben blijkbaar veel zin in jullie eerste gastronomische ervaring in dit chateau! Wel, ik heb een verrassing voor u: wat zouden mijn vrienden ervan vinden een extra bijzondere avond te beleven met private dining? Genieten van hoogstaande, exquise gerechten en schitterende wijnen in alle privacy." Nog voordat de vrienden maar iets kunnen zeggen, gebaart Jean-Luc met hem mee te lopen.
De ruimte is inderdaad intiemer dan het restaurant en het heeft een prachtig uitzicht op de landerijen. De tafel is gedekt met chic tafellinnen, kristallen glazen en zilveren bestek. Naast elk bord ligt de menukaart, geprint op geschept papier. Zoals afgesproken hebben ze hun mobieltje op de kamer laten liggen: vanavond hebben ze echt alleen aandacht voor elkaar. Nadat ze hebben plaatsgenomen, wordt hen een amuse aangeboden. Een hapje van zalm op een bedje van komkommer, omhuld door een subtiele wolk van dille-infusie. "Nou, als dit de opmaat is voor wat komen gaat, dan weet ik zeker dat we optimaal gaan genieten!", roept Robert enthousiast uit.
Niet veel later genieten ze van een romige kreeftenbisque, gevolgd door coquilles met avocadocrème, zeekraal en bacon. Steeds wanneer Jean-Luc een nieuwe gang presenteert, prijzen ze hem voor zijn talent en vakmanschap.

Op de vlucht

Naarmate de avond vordert en de wijn rijkelijk vloeit, lijkt de sfeer aan tafel te veranderen. Carin wordt steeds stiller en klaagt over hoofdpijn, kramp in haar buik en een harde, constante piep in haar oor. Robert en Jacco ervaren tintelingen in hun armen en vingers, voelen zich duizelig en misselijk.
Sandra lijkt als enige nergens last van te hebben. De hele avond dronk ze al veel water en tot groot ongenoegen van Jean-Luc heeft ze een gang inclusief wijnronde overgeslagen. Ze kijkt de tafel rond. Haar vrienden zien lijkbleek, klagen en vertonen vreemd gedrag. Zou de wijn verkeerd vallen?
Ze wil een slok water nemen, maar voelt plotseling een golf van misselijkheid opkomen. Krampen trekken door haar maag en het zweet breekt haar uit. Haar handen trillen hevig.
"Alles goed, mademoiselle?", vraagt Jean-Luc, terwijl hij bezig is de wijnglazen bij te vullen. Hij buigt zich naar Sandra toe en kijkt haar doordringend aan. Sandra deinst iets achteruit. Ze knikt en dept met het servet haar voorhoofd. Ze mompelt: "Sorry, ik denk dat ik gewoon een beetje oververmoeid ben."
Maar ze is helemaal niet moe. Net als de anderen aan tafel, voelt ze zich onwel. Toch houdt ze de schijn op voor Jean-Luc. Verontrustende gedachtes komen in haar op.
Als ze is bijgekomen van de misselijkheid, ziet Sandra dat Jean-Luc de kamer uit is. Ze proeft een vreemde bitterheid in haar mond. Verstrikt in haar eigen ongemak, heeft ze even niet op haar gezelschap gelet. Ze kijkt de tafel rond en de schrik slaat haar om het hart. Ze hebben allemaal een grauwe, grijze teint. Jacco leunt achterover in zijn stoel, zijn ogen gesloten en zachtjes kermend van de pijn. Carin en Robert staren verward en afwezig voor zich uit. Plotseling ziet ze Carin naar haar keel grijpen, haar ogen wijd van pure paniek. Gorgelende geluiden ontsnappen uit haar keel en ze begint te schokken. Nog voordat Sandra kan reageren, zwaait er een deur open.

Jean-Luc komt binnen, vergezeld door twee mannen in witte uniformen, maar niet zoals die van een kok. Deze uniformen zijn voorzien van een blauw kruis met een vreemd esculaap-logo, het symbool van de geneeskunde. Wat moet ze doen? Ze besluit te doen alsof ze verdoofd is. De mannen gaan luid discussiërend naar Carin en leggen haar hardhandig op de meegebrachte brancard. Jean-Luc roept naar de mannen dat ze moeten opschieten.
Wat gebeurt hier?, denkt Sandra in angst en paniek. Jean-Luc schuift een gordijn weg. Erachter bljkt een deur te zitten. Het slot wordt hoorbaar opengemaakt en er verschijnt een vrouw, eveneens in witte kleding. Sandra voelt een rilling over haar hele rug lopen. Ze herkent haar onmiddellijk als degene die hen eerder naar hun kamers heeft gebracht. Achter de vrouw wordt een schrikwekkend tafereel zichtbaar: een steriele, klinische ruimte met bedden en medische apparatuur. Sandras's adem stokt in haar keel terwijl ze probeert te begrijpen wat er gaande is. Carin wordt naar binnen geduwd, op één van de bedden gelegd en vervolgens vastgeketend. Het schokken van haar lichaam stopt zodra ze een injectie krijgt. De twee mannen halen nu Robert op en als verdoofd strompelt hij met ze mee.
Jean-Luc heeft inmiddels zijn koksbuis uitgetrokken en praat hard en geagiteerd door zijn telefoon. Sandra vangt woorden op die haar beangstigen. Verstaat ze het goed? Heeft hij het over medicatie en experimenten? Sandra probeert snel op te staan, maar ze heeft last van duizelingen. Haar stoel schiet met een klap naar achteren en valt op de grond. Geen tijd om over na te denken. Ze rent zo goed en zo kwaad als ze kan naar één van de deuren achter in de ruimte en opent deze terwijl ze Jean-Luc hoort vloeken. Waar moet ze naar toe? Ze rent de donkere gang in, opzoek naar een manier om te ontsnappen aan deze duistere figuren met hun lugubere plannen.

Aan het einde van de gang is een oude wenteltrap die diep het chateau in voert. Terwijl ze de treden afdaalt, glijden haar vingers langs de koude, klamme stenen van de ronde buitenmuur. Sandra voelt steken in haar zij, maar ze moet door. De wenteltrap brengt haar naar een zeer schaars verlichte gang. Ze probeert even op adem te komen, terwijl ze vecht tegen de opkomende golven van misselijkheid. Dan hoort ze ineens voetstappen. Hij komt achter haar aan, beseft ze in paniek.
De gang eindigt op een punt waar meerdere gangen samenkomen. Het lijkt wel een labyrint. Links, rechts... Welke kant moet ze op? Haar hart bonst in haar keel. Ze kiest de rechtergang en versnelt haar pas in een poging haar achtervolger voor te blijven. Maar terwijl ze dieper de gang in rent, lijkt de ruimte om haar heen steeds nauwer te worden. Haar gehijg echoot tegen de vochtige muren.

Plotseling valt de schaarse verlichting uit en wordt ze ondergedompeld in algehele duisternis. Ze hoort ergens glas breken en vervolgens geschreeuw.
Dan, ineens in de verte, aan het einde van de muffe, vochtige gang, ziet ze een kleine opening waar een reep licht doorheen valt. Ze snelt ernaartoe en blijkt dan voor een oude, eikenhouten deur te staan. In het halfdonker laat ze gejaagd haar vingers over de deur glijden, zoekend naar een deurklink. Ze kijkt nog één keer achterom. Ze ziet een silhouet steeds dichterbij komen. Dan duwt ze met haar laatste krachten de zware klink naar beneden. De oude deur zwaait open, koude lucht slaat in haar gezicht. Angstig rent Sandra verder, de tuin van het chateau in met haar ogen gericht op de duisternis voor haar. Ze is ontsnapt.

Vervolg

Proloog. Sandra en haar vrienden zijn onwel geworden tijdens een culinair diner in Frankrijk. Terwijl haar vrienden worden afgevoerd door vage mannen in witte jassen, weet Sandra te ontsnappen uit het mysterieuze chateau.

Sandra voelt haar hart bonzen terwijl ze als een schim door de duisternis richting het dichte bos rent. Haar voeten zakken weg in zachte mosgrond, takken zwiepen striemend langs haar benen. Elk geluid om haar heen lijkt haar te achtervolgen, elke schaduw lijkt een dreigend gevaar. Nog steeds zorgen krampen in haar maag ervoor dat ze af en toe moet kokhalzen. Haar kleding is nat van het zweet. De nacht strekt zich voor haar uit als een eindeloze donkere tunnel. Het beetje maanlicht dat er is, maakt slechts contouren zichtbaar maar verder is het akelig donker. Sandra raakt gefrustreerd: ze is op maar mag niet bezwijken door haar vermoeidheid en lichamelijke misère. Ze mag niet stoppen, wetende dat haar vrienden misschien wel in levensgevaar verkeren. Een beklemmende angst drukt op haar borst.

Dan ziet ze in de verte lichten opdoemen. Een auto nadert, de koplampen doorsnijden de nacht als twee felle zoeklichten. Ze gaat op de zandweg staan en zwaait met haar armen. De auto komt bij haar tot stilstand. De man achter het stuur kijkt haar bezorgd aan. Hij wil uitstappen maar Sandra trekt al haastig aan het portier. Van binnenuit doet hij de deur aan de bijrijderskant voor haar open. ‘We moeten hier weg. Meteen!’, roept ze terwijl ze instapt. Met trillende handen probeert Sandra haar veiligheidsgordel vast te maken. ‘Heb je een mobiele telefoon?’ roept ze terwijl ze hem aankijkt. ‘We moeten de politie bellen, nu!’

‘Euh, mademoiselle, als u politie nodig heeft; het bureau bevindt zich nog geen tien minuten rijden vanaf hier. Ik zal u daar naartoe brengen, dan kunt u daar uw verhaal doen en hulp krijgen’, zegt de man kalm. Er valt een ongemakkelijke stilte. De auto rijdt weg. Iets in de vreemde, donkere blik van de man weerhoudt haar ervan nog iets te zeggen. Minutenlang rijden ze in de donkere nacht. De man lijkt de weg goed te kennen. Dan reikt hij ineens naar het dashboardkastje. Sandra kijkt hem verschrikt aan en ziet door het verschuiven van zijn jas, het blauwe kruis met esculaap-teken op zijn witte shirt zitten. Haar hart bonst in haar keel. Wat gebeurt hier?!

De man heeft iets gepakt en stopt het in zijn zak. In de verte ziet Sandra het majestueuze chateau opdoemen. ‘Wat doe je nou, man? Waar breng je me naartoe?’, roept ze uit. Met een plotselinge beweging grijpt hij met zijn rechterhand haar pols stevig vast, als een krachtige bankschroef. ‘Een gast van Jean-Luc, neem ik aan?’, sist hij haar toe met een bijna duivelse blik in zijn ogen. Wanhopig probeert Sandra zich los te trekken. Adrenaline giert door haar lijf. Ze gilt, krabt en slaat om zich heen. Ze weet zich los te rukken en haalt krachtig uit naar zijn gezicht. Haar gebalde vuist landt vol op zijn oog. De man vloekt en tiert. Hij grijpt naar zijn gezicht. De motor slaat af en de auto komt schokkend tot stilstand. Door de worsteling is zijn mobieltje uit z’n zak gevallen. Snel grist Sandra het mee en gooit met een zwaai het autoportier open. Wegwezen hier, is het enige wat ze kan denken. Ze rent van de weg af, kijkt nog even achterom en ziet dat de man haar niet achter nakomt. Een stuk verderop, op veilige afstand, toetst ze met bibberende vingers 112 in.

Hulp

Na haar noodoproep wordt Sandra door Police Municipale op de weg richting het chateau opgepikt. In de auto licht ze zo goed mogelijk een en ander toe wat haar en haar vrienden die avond is overkomen. De agenten bejegenen haar beleeft maar met argwaan. Ze verstaat wat een van de jonge agenten zijn collega toefluistert: ‘Let op, dit verhaal is waanzin’.
Aangekomen bij het chateau en de imposante dubbele houten deuren, is haar gemoedstoestand zo geheel anders dan een paar uren eerder. Weer is het Jean-Luc die opendoet. Ze ziet hem even schrikken maar daarna verbazing veinzen als hij heen en weer kijkt naar de drie agenten en Sandra tussen hen in.

‘Messieurs, wat brengt u hier op dit late uur? En waarom is mijn gaste onderdeel van uw gezelschap?’, vraagt Jean-Luc gespeeld amicaal. ‘Onze keuken is helaas al gesloten en mademoiselle is zo te zien verdwaald op weg naar haar kamer!’ Jean-Luc durft na deze minachtende opmerking zelfs een vette knipoog te geven. De jonge agenten moeten grinniken. Sandra is zich plotseling bewust van haar uiterlijk. Haar nieuwe, elegante cocktailjurkje zit na haar vlucht vol vlekken en is wat getornd, haar opgestoken haar hangt in plukken langs haar gezicht en haar benen zitten vol schrammen.
Wanneer de oudste van de agenten kort maar redelijk accuraat Sandra’s ervaringen verwoordt, verandert de toon Jean-Luc van vriendelijk naar beledigd. ‘Dit moet een misplaatste grap zijn! Wat een onzin! Als gerenommeerde kok en hotelier dit belachelijke verhaal te moeten aanhoren… het is absurd! Trouwens, mevrouw arriveerde hier alleen, het is een leugen dat zij met drie personen hier aankwam’. Sandra is stomverbaasd als ze deze opmerking uit Jean-Lucs mond hoort.
De agent verzoekt Jean-Luc of hij en zijn collega’s toegang mogen krijgen tot het chateau. Om persoonlijk poolshoogte te nemen van de situatie binnen. ‘Mag ik niet mee?’, vraagt Sandra enigszins angstig. ‘Nee, u blijft hierbuiten wachten’, is de wat strenge reactie van de agent. ‘Maar ik kan u precies aanwijzen waar het allemaal plaatsvond en ook…’ stamelt Sandra. ‘Mademoiselle’, de agent onderbreekt haar zin, ‘het is nu aan de politie om onderzoek te doen. Nogmaals: u wacht hier. Alstublieft’. De agent draait zich om en loopt met zijn collega-agenten en Jean-Luc naar binnen. De zware deuren slaan met een diepe dreun dicht.

Daar staat Sandra, voor de imposante ingang van het chateau. Alleen, wankel en afgemat. De smeedijzeren lamp boven de massieve deuren flikkert als een spottend oog in de duisternis.
‘Het kan zo niet langer,’ fluistert ze tegen zichzelf. Ze grijpt de klink van de deuren, maar die blijken meedogenloos op slot te zijn gedraaid. ‘Verdomme,’ mompelt ze, haar tanden op elkaar geklemd. Haar gedachten flitsen terug naar die andere eikenhouten deur, de enige uitweg die ze eerder die avond had gevonden. Die moet ergens aan de rechterkant van het chateau zijn. Daar moet ze naartoe, geen tijd te verliezen! Vermoeid loopt ze om het chateau, vastbesloten via diezelfde deur naar binnen te glippen om haar vrienden te redden.

Terwijl ze langs de keurig getrimde buxushagen in de tuin loopt, ontwaart ze de contouren van de deur aan de zijkant. Sandra’s hart maakt een sprongetje van opwinding. De deur staat zelfs nog open. Haar hand trilt licht terwijl ze de gestolen telefoon van die verachtelijke man uit haar zak haalt, de zaklampfunctie activerend om wat licht te werpen op de donkere, vochtige gang die voor haar ligt. Een sinistere gloed valt over de muren terwijl ze voorzichtig voortschrijdt door het eeuwenoude gangenstelsel. In haar ooghoeken ziet ze de wenteltrap opdoemen in het zwakke schijnsel van haar telefoonlicht. Dit moet de trap zijn die haar zal leiden naar de gang richting de private dining-ruimte.

Boven aangekomen in de gang moet ze oppassen niet in glasscherven te trappen die als stille getuige van haar achtervolging op de vloer verspreid liggen. Het geluid van gedempte mannenstemmen klinkt aan het einde van de gang. Dat moeten de agenten en Jean-Luc zijn. Wanneer ze voorzichtig de lege, kleine eetzaal betreedt, zijn de stemmen van de mannen duidelijker te horen. Ze staan kennelijk aan de andere kant van de muur, waar zich de algemene eetzaal bevindt.

Ze loopt snel naar het gordijn in de hoek van de private dining-ruimte waarachter zich de deur bevindt die toegang biedt tot de akelige medische ruimte. De deur klemt maar met een ferme duw krijgt ze hem open. Meteen klinkt een bijna oorverdovend geraas van kletterend metaal. Achter de deur stond blijkbaar een metalen kar vol medische attributen. Veel ervan is van de kar gevallen toen Sandra de deur openduwde. Ze stapt eroverheen en kijkt de ruimte rond. Carin en Robert liggen op bed, vastgebonden maar bij bewustzijn. Jacco zit verdwaasd voor zich uit te kijken op een stoel. Ze leven nog! Voordat Sandra naar haar vrienden gaat, rent ze terug de ruimte in waar ze alle vier ziek werden. Ze opent de deur naar de algemene eetzaal. ‘Help! Politie, help me, ik heb ze gevonden. Ze zijn hier!’

Epiloog

Twee ziekenauto’s en meerdere politieauto’s staan op het grindpad voor het chateau. Jean-Luc en zijn medewerkers staan in de boeien geslagen te wachten bij de hoofdingang. De oudere agent is druk aan het bellen voor het chateau, leunend tegen zijn politieauto. In zijn handen houdt hij diverse formulieren vast van 'PharmaGallique’, een obscuur farmaceutisch startup-bedrijf waarvan Jean-Luc de eigenaar is. Sinds kort blijkt het chateau een clandestiene testlocatie te zijn om nieuw ontwikkelde supplementen en neurologische medicijnen van PharmaGallique te testen op onwetende gasten.

De vier vrienden kunnen het gelukkig navertellen.